Voor een zo optimaal mogelijke levensdagproductie kan je de melkproductie per lactatiedag verhogen, maar je kan ook het aantal productieve dagen uitbreiden. Voor dat laatste zijn drie manieren:
- Vaarzen eerder afkalven
- De tussenkalftijd verhogen
- Het aantal lactaties per koe verhogen
Hoe je vaarzen eerder kan afkalven, is in een eerder artikel besproken. De tussenkalftijd verhogen is niet altijd interessant, maar een studie op Duitse praktijkbedrijven (Harms et al., 2018) liet zien dat bij een gemiddelde 305d productie van 10.000-11.000 kg per stalplaats je het beste kan streven naar een tussenkalftijd van 400-430 dagen (tabel 1).
Tabel 1. Saldo (€/plaats/jaar) bij verschillende tussenkalftijden en melkproducties (305d) van 26.212 Duitse Holstein koeien op 28 bedrijven in Mecklenburg-Vorpommern (Harms et al., 2018)
Meer lactaties, meer (kritische) transities
Een van de manieren om de levensdagproductie te laten stijgen, is door het aantal lactaties per koe te verhogen. Daarvoor moet het vervangingspercentage omlaag. Studies in onder andere de VS (Pinedo et al., 2014) en Nederland (Zijlstra et al., 2016) concluderen dat ongeveer 50% van de afvoer gedwongen is bij een gemiddelde levensduur van 3 lactaties. Meer lactaties betekent dat een koe vaker de kritische transitieperiode meemaakt. Metabole ziekten als melkziekte, subklinische melkziekte (ketose), baarmoederontsteking en vruchtbaarheidsproblemen liggen dan op de loer.
75% gezondheidsproblemen herleidbaar naar transitiefase
75% van deze gezondheidsproblemen is terug te leiden naar de transitiefase (Suthar et al., 2013). Deze problemen kosten gemiddeld 3,8% tot 6,8% melk (305d) (Carvalho et al., 2019) en beïnvloeden het aantal productieve dagen en het saldo per koe (Delgado et al., 2018; De Vries and Marcondes, 2019; De Vries, 2020). Dus hoe beter je je koeien door de transitiefase laat komen, hoe kleiner het risico op metabole ziekten en hoe optimaler de levensdagproductie!
Metabole ziekten voorkomen
Problemen in de transitiefase hebben over het algemeen twee oorzaken: tekort aan beschikbaar calcium (Ca) rond afkalven en/of een te grote negatieve energiebalans. Om die problemen voor te zijn, is in de droogstand een aantal strategieën mogelijk om de kans op metabole ziekten te verkleinen. Een belangrijke preventieve maatregel is het op het juiste moment en op de juiste wijze beschikbaar stellen van Ca.
Calciumbehoefte tijdens droogstand
Melk- of kalfziekte ontstaat door een tekort aan beschikbaar Ca rond afkalven. Dit betekent echter niet dat er te weinig Ca gevoerd wordt voor afkalven. Integendeel! De Ca-opname in de darm wordt door de lage Ca-behoefte in verhouding tot de beschikbaarheid tijdens de droogstand als het ware in de slaapstand gezet. Rond afkalven neemt de Ca-behoefte voor biest- en melkproductie ineens enorm toe, waardoor het beschikbare Ca in de biest en melk verdwijnt (figuur 1). De koe is op dat moment niet in staat om voldoende Ca uit de botten vrij te maken of in de darm op te nemen. Het voeren van Ca in de droogstand heeft dus eerder negatieve dan positieve gevolgen ter voorkoming van melkziekte. Het is juist beter om ervoor te zorgen dat de actieve opname van Ca al voor het afkalven wordt gestimuleerd. Er is een aantal strategieën mogelijk:
- Het voeren van een rantsoen exact volgens Ca-behoefte (ongeveer 30g per dag in de droogstand). Echter, deze strategie is praktisch lastig uitvoerbaar omdat een rantsoen al snel te veel Ca bevat.
- Het binden van Ca in de darm -bijvoorbeeld met zeolieten- zodat het niet kan worden opgenomen. Zeolieten binden echter niet alleen Ca, maar ook andere mineralen.
- Het voeren van anionische zouten om de kation-anion balans te verlagen ([K]+[Na]-[Cl¬](-[S])) en extra afvoer van Ca in de urine te stimuleren. Nadeel van anionische zouten is dat voor optimaal resultaat er veel gevoerd moet worden en dat inzet voor een lagere voeropname zorgt. Daarnaast wordt ook de insulinehuishouding beïnvloed (Vieira-Neto et al., 2020) en is er een risico op slappere kalveren bij hogere niveaus. Het voeren van anionische zouten tijdens de hele droogstand wordt dan ook niet aangeraden.
Figuur 1. Het verloop van Ca-behoefte en plasma-Ca rond afkalven (aangepast uit Friggens et al., 2004).
Koedrank als slim alternatief
Op het moment van afkalven is er extra behoefte aan Ca. Een Ca-bolus is gemakkelijk toe te dienen en je bent ervan verzekerd dat het de koe in gaat. Om meer stress rond afkalven te voorkomen, wil je echter het liefst dat de koe het Ca zelf opneemt. Dit is mogelijk door een koedrank toe te dienen. Na afkalven doet een koedrank voor het Ca-gehalte in het bloed niet onder voor een Ca-bolus blijkt uit een nog niet gepubliceerde interne studie. Sterker nog: na verstrekking van koedrank Reviva blijft het bloed-Ca niveau vanaf afkalven stijgen, terwijl het bloed-Ca niveau bij gebruik van een Ca-bolus na afkalven juist na 24 uur een dip laat zien (figuur 2).
Figuur 2. Bloed-Ca niveaus bij inzet Reviva of een Ca-bolus. Bloed-Ca <2,0 mmol/L is een indicatie voor subklinische melkziekte.
Calciuminfuus: uitstel, geen afstel
In de praktijk wordt nog wel eens preventief een Ca-infuus gegeven. Uit studies blijkt dat de piek in Ca die met een Ca-infuus wordt bereikt vanaf 18 uur na het infuus wordt opgevolgd door een lager Ca-gehalte (figuur 3). Melkziekte wordt met een infuus dus slechts uitgesteld en niet voorkomen. Geef koeien daarom nooit preventief een Ca-infuus.
Figuur 3. Bloed-Ca niveaus na behandeling van ouderekalfskoeien na verstrekken van Reviva of een Ca-infuus. Grafiek A toont het geïoniseerd (beschikbaar) bloed-Ca. Behandeling*tijd verschillen per punt zijn aangegeven met * (P≤0,05) of † (Wilms et al., 2019)
Betere voeropname en minder gewichtsverlies
Direct na kalven heeft een koe naast calcium behoefte aan water, energie, vitamines en mineralen. Interne studie laat zien dat Reviva de voeropname in de eerste weken stimuleert (figuur 4A) resulterend in aanzienlijk minder gewichtsverlies dan koeien die een Ca-bolus kregen (figuur 4B). Daarnaast geven de bloedparameters een indicatie voor een lager cortisolgehalte voor de Reviva-groep, wat wijst op een lager stressniveau.
Figuur 4. Drogestof (DS)-opname (A) en gewichtsverlies (B) in de eerste drie weken na afkalven bij verstrekken van Reviva (n= 22), toedienen van een Ca-bolus (n=22) of controle (n=23).
De praktijk bewijst dat Reviva ook echt werkt op de lange termijn. In een Nederlandse studie (2017) kregen koeien direct na afkalven eenmalig Reviva of een placebo. Met behulp van CRV-data kon de werkelijke productie worden vergeleken met de verwachte melkproductie van deze koeien én kon de toegevoegde waarde van de koedrank ten opzichte van alleen water (placebo) worden bepaald.
Extra opbrengsten van € 105,- per lactatie
Reviva-koeien produceerden over de gehele lactatie gemiddeld 0,78kg/dag meer melk met een iets hoger eiwitpercentage (0,02%) (P<0,05) dan werd verwacht. De melkproductie van de Reviva-koeien was 0,52kg/dag hoger dan de placebo-koeien (P=0,065). De extra geproduceerde kg vet en eiwit zijn vermeld in tabel 2. De studie laat tevens zien dat het verstrekken van lauwwarm water (placebo) direct na het afkalven zorgt voor een hogere vetproductie, maar met het eenmalig verstrekken van Reviva zijn de extra opbrengsten maar liefst €105 per lactatie hoger dan wat op basis van de CRV-data werd verwacht (RFC, garantieprijs juni 2021)!
Tabel 2. Effecten van eenmalig verstrekken van Reviva en een placebo. Weergegeven getallen zijn de verschillen ten opzichte van de verwachte producties. Ns = niet significant verschil
Samengevat kan het voorkomen van metabole problemen als melkziekte de gedwongen afvoer op je melkveebedrijf verlagen, waardoor de levensdagproductie kan worden verhoogd. Tijdens de droogstand zijn er diverse strategieën mogelijk om de kans op metabole ziektes te verkleinen. Ook draagt wat extra aandacht direct na afkalven door middel van Reviva verstrekking bij aan het soepeler opstarten van de lactatie.
Ook aan de slag met het verhogen van de levensdagproductie?
Vul de online HealthyLife Calcultor in!